Israël en het VN-folterverdrag: manoeuvreren tussen de klippen*


Vier jaar nadat Israël het VN-Folterverdrag1 ratificeerde gaat het werk maken met de tenuitvoerlegging van het Verdrag. Dat is evenwel geen eenvoudige klus. Enerzijds is de verleiding groot bij de vervolging van terroristen zo min mogelijk drempels op te werpen, anderzijds kan Israël niet zelf tot een terroristische organisatie vervallen. Tussen deze klippen manoeuvreert het Comité tegen Foltering, belast met het formuleren van wetsvoorstellen terzake. Zo had het Comité aanvankelijk voorgesteld pijn en leed inherent aan ondervraging van verdachten helemaal uit te sluiten van een definitie van het folterverbod. Na felle kritiek lijkt dit nu van de baan.2 Maar er ligt nog steeds het voorstel de omstreden Landau-richtlijnen op te nemen in de Wet op de Algemene Veiligheidsdienst.


'Moderate physical pressure'

Deze richtlijnen werden in 1987 opgesteld door een commissie ingesteld door de Israëlische regering en voorgezeten door de voormalige raadsheer van het Israëlische Hooggerechtshof, Moshe Landau. De Commissie onderzocht of de door de Algemene Veiligheidsdienst toegepaste ondervragingstechnieken door de beugel konden en deed aanbevelingen terzake. Deze aanbevelingen zijn bekend als de Landau-richtlijnen en maken sinds 1987 onderdeel uit van het regeringsbeleid. Ze geven precies aan welke methoden bij de ondervraging van verdachten toegepast mogen worden.

Slechts een gedeelte van de Landau-richtlijnen is openbaar. Het is dan ook niet met zekerheid vast te stellen welke technieken zijn toegestaan. Uit het openbaar gedeelte wordt wel duidelijk dat het uitoefenen van 'moderate physical pressure' rechtmatig wordt geacht.3 In rechtszaken is naar voren gekomen wat hier mede onder verstaan kan worden. Zo hebben politiebeambten zonder schroom toegegeven verdachten 24 uur slaap te onthouden terwijl laatstgenoemden werden gedwongen pijnlijke lichaamshoudingen aan te nemen. Nu de rechter niet inging op de vraag of deze handelingen verboden waren, zijn deze kennelijk toegestaan. Ook is de zogeheten door-elkaar-schudtechniek toegestaan.4 Verdachten worden twee tot vijf minuten bij de schouders gevat en door elkaar gerammeld, waarbij blijvend letsel kan optreden.

Na de bomaanslagen van Hamas in Tel Aviv in 1994 en Beit Lid in 1995 zou zelfs een machtiging gegeven zijn voor het gebruik van 'increased physical pressure'. Israël heeft altijd ontkend deze machtiging verstrekt te hebben, maar een juridische adviseur van de regering bevestigde dat hier inderdaad toe was overgegaan.5 Het Israëlisch Hooggerechtshof heeft inmiddels 'physical pressure' tijdens ondervraging niet strijdig met het recht geacht.6 Bij Amnesty International zijn honderden gevallen bekend die wijzen op verdergaande praktijken.7

Daar komt nog bij dat de arrestatie van verdachten van misdrijven tegen de staatsveiligheid vijftien dagen geheim gehouden kan worden. De verdachte kan de toegang tot een advocaat ontzegd worden voor nog eens vijftien dagen. Dit betekent dat een verdachte een periode van dertig dagen incommunicado vast kan zitten. In de Westelijke Jordaanoever kan dit zelfs oplopen tot negentig dagen. In de Bezette Gebieden kan voorgeleiding voor een rechter uitgesteld worden tot elf dagen na de arrestatie.8 Zulke lange incommunicado-perioden verschaffen ondervragers machtsmiddelen en creëren een sfeer waarin foltering gedijt.


Noodsituatie

Het Comité voor Wetgeving tegen Foltering meent echter gezien de buitengewone veiligheidssituatie waarmee Israël zich geconfronteerd ziet 'moderate physical pressure' te kunnen rechtvaardigen.9 Deze overweging kwam al in de Landau-richtlijnen naar voren: het uitoefenen van fysieke druk met het doel cruciale informatie te verkrijgen is onder bepaalde omstandigheden onvermijdelijk.10 De strafrechtelijke rechtvaardigingsgrond noodweer werd analoog van toepassing verklaard op de veiligheidsituatie waarmee Israël zich geconfronteerd zag. Aangevoerd werd dat de staat door de bestaande veiligheidssituatie gedwongen was geweld te gebruiken: zolang het gebruikte geweld in verhouding stond tot het ermee te bereiken doel zou het gerechtvaardigd zijn. Daadwerkelijke foltering werd in sommige gevallen zelfs verkozen, als minste kwaad, boven het risico dat landgenoten door terroristische acties het leven laten.11

De bomaanslagen van Hamas wekken terecht gevoelens op die deze stelling voorstaan, maar dan nog - dan juist - moet de staat niet zelf verworden tot een terroristische organisatie. In extreme situaties, waarin onvervreemdbare rechten, zoals het recht gevrijwaard te zijn van foltering, met voeten getreden dreigen te worden, moet men hierop bedacht zijn. Precies deze gedachte is tot uitdrukking gekomen in artikel 2 lid 2 van het Verdrag:

Geen enkele uitzonderlijke omstandigheid, ongeacht of het gaat om een oorlogstoestand, een oorlogsdreiging, binnenlandse politieke onrust of welke ander openbare noodsituatie ook, kan aangevoerd worden als rechtvaardiging voor foltering.
Deze bepaling maakt duidelijk, wat allang in internationaal recht vaststond: het folterverbod is absoluut. Afwijkingen zijn onder geen beding toegestaan.


De goede richting, maar verbeteringen blijven nodig

Na felle kritiek lijkt het Comité tegen Foltering in te zien dat zijn argumentatie onhoudbaar is en lijkt het tot inkeer te komen. Zo heeft het Comité, zoals boven opgemerkt, het oorspronkelijke voorstel waarbij pijn en leed buiten het bereik van de definitie van foltering werden geplaatst, van tafel gehaald. Dat is een belangrijke stap in de goede richting. Maar het blijft met de kwestie worstelen, hetgeen nog immer zichtbaar is in het Wetsvoorstel op de Algemene Veiligheidsdienst: enerzijds mag een ondervrager 'use of pressure against the interrogee' toepassen, anderzijds mag ondervraging niet zo ver gaan dat 'severe pain or suffering' wordt veroorzaakt.12

Met de Landau-richtlijnen bleek het al moeilijk te controleren wanneer de grens overschreden werd tussen 'gewone pijn' en 'severe pain or suffering'. Dat heeft de praktijk laten zien. Het is voor een ondervrager verleidelijk die grens te overtreden: de verdachte zou wel eens zijn verzet op kunnen geven met een beetje extra druk. Het is zelfs moeilijk, gezien de publieke druk waaraan de opsporing bloot staat om het delict op helderen, deze grens niet te overschrijden.

Het VN-Foltercomité, de instantie die toezicht houdt over de naleving van het Verdrag, heeft bij de behandeling van het rapport van Israël duidelijk gemaakt het toestaan van 'moderate physical pressure' volstrekt onacceptabel te vinden.13 Terecht: het geschetste juridische kader waarin detentie en ondervraging van verdachten plaatsvinden is in strijd met artikel 2 lid 1 van het Verdrag. Deze bepaling verplicht staten-partijen effectieve maatregelen tegen foltering te nemen. Daarom dient Israël nu een duidelijke boodschap over wat wel en niet mag aan ondervragers over te brengen. Het dient de laatste stap te zetten en het toestaan van 'physical pressure' uit het wetsvoorstel te schrappen.

Dit stuk is in te zien op het www. Adres: http://www.xs4all.nl/~ingel/c.ingelse/israel.htm.

Rogier Huizenga
Chris Ingelse

(beiden medewerker bij de vakgroep internationaal en Europees recht van de Rijksuniversiteit Limburg)


1. Dit Verdrag is een uitwerking van het universele folterverbod en verplicht Staten partijen een aantal concrete maatregelen tegen foltering te nemen. ^
2. Art. 277A (A) van het oorspronkelijke Wetsvoorstel tegen Foltering: "[...] torture means severe pain or suffering, whether physical or mental, except for pain or suffering inherent in interrogation procedures or punishment according to law." Zie voor kritiek b.v. Amnesty International, Israel and the Occupied Territories: Amnesty International condemns new draft law effectively legalizing torture. Op Internet-adres: http://www.ecdpm.org/amnesty/ai_israel-nov1.html*. ^
3. Zie: UNDoc. CAT/C/16/Add.4, p. 9. Zie ook: 'Israel's Interrogation Policies and Practices' op de Information Service Gopher, Information Division of the Israel Foreign Ministry op internet-adres gopher://israel-info.gov.il:70/00/constit/leg/940600.leg. ^
4. Amnesty International, Israel and the Occupied Territories including the area under the jurisdiction of the Palestinian Authority. Human Rights: A year of shattered hopes. London, 1995, p. 10. Zie ook op het Internet-adres http://www.io.org/amnesty/Mideast95/150795.MDE.txt. ^
5. Amnesty International, a.w., p. 12. ^
6. Hof Israel staat geweld bij ondervraging toe, NRC Handelsblad, 12 januari 1996, p. 4. ^
7. Amnesty International, a.w., p. 1. ^
8. Amnesty International, a.w., p. 7. ^
9. Comments and Objections on Torture Law and GSS-Law by the Public Committee Against Torture in Israël to the final report of the Committee on Legislation Against Torture, 23 October 1995, p. 3. ^
10. Zie: UNDoc. CAT/C/16/Add.4, p. 9. ^
11. Amnesty International, a.w.., p. 9. ^
12. Proposed Law of the General Security Service, version 10, 1996, artt. 9A jo. 9B. ^
13. UNDoc. CAT/C/SR.184, p. 10*. ^




Reference:
Huizenga, R., Ingelse, C., Israël en het VN-folterverdrag: manoeuvreren tussen de klippen
, Nederlands Juristenblad (transl.: Israel and the UN-Convention Against Torture: steering clear of the reef. To be published in June 1996.). The full text is available on the World-Wide Web: http://www.xs4all.nl/~ingel/c.ingelse/israel.htm. ^



Back to papers and presentations


Chris Ingelse, ingelse@boelsadvoc.com
Last modified: October 3, 1996

The contents of this user file are, on the basis of the right of freedom of speech, as enshrined in the Dutch Constitution and international human rights conventions, the sole responsibility of the author.